Titel: Houtkunde, behelzende de afbeeldingen van meest alle bekende, in- en uitlandsche houten die tot den huis- en scheepsbouw, tot schrynwerk, werktuigen en gereedschappen, tot verwstoffen en in de geneeskunde, worden gebruikt: op zulk eene manier, als die door de Liefhebbers der Natuurlyke Historie, tot Vermaak en Nuttigheid, worden verzameld en bewaard; met aanwyzing van derzelver afkomst, hoedanigheden en gebruik: voorgesteld in de natuurlyke tekening en koleuren, volgens de Hollandsche, Hoogduitsche, Engelsche, Fransche en Latynsche benaamingen, en met uitvoerige Bladwyzers verrykt.
Auteur: Martinus Houttuyn
Uitgever: Amsterdam, Jan Christiaan Sepp, 1791.
Jan Christaan Sepp (1739-1811) was de zoon van de Duitse instrumentmaker en cartograaf Christiaan Sepp, die in Amsterdam werkzaam was. Vader en zoon hadden beiden grote liefhebberij in de studie van de natuur. Toen J.C. Sepp zich als boekverkoper vestigde kwam deze interesse tot uiting in het fonds van zijn uitgeverij.
Martinus Houttuyn (1720-1798), geboren te Hoorn, studeerde medicijnen in Leiden en vestigde zich in 1753 in Amsterdam. Houttuyn had een uitgeverij waarbinnen hij een groot aantal van zijn eigen boeken op natuurhistorisch terrein uitgaf. Daarnaast werkte hij samen met Sepp en andere uitgevers.
‘Houtkunde’ is uitgegeven in ongebonden afleveringen van telkens zes platen met bijbehorende tekst. Men kon zich hierop abonneren. Houttuyn vermeldt in zijn voorrede (1791) dat de oorspronkelijk Duitse uitgave (A.W. Winterschmidt, ‘Icones Lignorum’, Nürnberg 1773-1778) 48 platen telde. Elke plaat bestaat uit zeven tot negen figuren van houten plankjes. Deze zijn met de hand ingekleurd om een zo getrouw mogelijke weergave van de houtsoort te geven. Het aantal platen is door Sepp uitgebreid tot honderd. Het hier weergegeven exemplaar bevat een supplement met nog eens zes platen. Bij alle platen zijn lijsten van de weergegeven houtsoorten uitgegeven. Houttuyn verzorgde een vertaling van de houtnamen naar het Nederlands, Engels, Frans en Latijn. Bovendien voegde hij een register in het Nederlands toe met een beschrijving van afkomst, hoedanigheden en het gebruik van de houtsoorten.
De titelpagina van de eerste uitgave uit 1773 vermeldt dat het boek bedoeld is voor liefhebbers van natuurlijke historie en naturaliën-kabinetten. Uit de titelpagina van 1791 blijkt dat de uitgever nu een breder publiek voor ogen heeft en ook de verwerkers van hout aanspreekt: “‘Houtkunde’ behandelt in- en uitlandsche houten die tot den huis- en scheepsbouw, tot schrynwerk, werktuigen en gereedschappen, tot verwstoffen en in de geneeskunde, worden gebruikt”. In 1776 geeft Sepp een in vorm en inhoud erg vergelijkbaar boek uit over marmersoorten: ‘Afbeelding der marmor soorten, volgens hunne natuurlyke koleuren naauwkeurig afgebeeld, […]’, J.C. Sepp, Amsterdam 1776.
‘Houtkunde’ geeft ons nu een beeld van houtverzamelingen in naturaliën-cabinetten die in natura vaak verloren zijn gegaan. Het is bovendien een rijke bron van informatie over de kennis van hout en het gebruik ervan in de achttiende eeuw. Het boek biedt tenslotte hulp bij het ontcijferen van al die verschillende namen die vaak aan een en dezelfde houtsoort werden en worden gegeven.
Bronnen:
M. van Delft, ‘De Flora Batava: Het eerste overzicht van de Nederlandse wilde planten in woord én beeld’, Jaarboek van het Nederlands genootschap van bibliofielen 1998, pp. 115-143
J. Landwehr, Studies in Dutch books with coloured plates published 1662-1875, The Hague 1976, Dominique van Loosdrecht, (Rijksmuseum)